Op 6 april 2009 was er in Thailand een historische gebeurtenis: 36 vrouwen worden tijdelijk tot novice (samaneri) gewijd. Een unieke gebeurtenis, nog nooit is er een groep vrouwen tijdelijk gewijd in Thailand. En ik was erbij.
De ceremonie van de wijding was uitvoerig, met processies, en werd gevolgd door monniken, door families en media. Op 15 april gaven we onze wijding terug, in een eenvoudig met indrukwekkend ritueel zonder buitenstaanders erbij.
Er zitten voor mij twee kanten aan dit avontuur:
1) wat is er aan de hand dat in een land waar zolang en zoveel monniken (al dan niet tijdelijk) gewijd worden vrouwen voor het eerste tijdelijk gewijd werden?
2) ik was erbij als enige niet Thaise en het was een belevenis.
Een abdis die Dhammananda heet, leidt een klooster voor vrouwen vlak bij Bangkok. Het is gesticht door haar moeder Voramai. Dhammanda woont daar met een paar samaneri’s en mae chees omringd door een grote groep ondersteunende mannen en vrouwen. Het complex bestaat uit meerdere gebouwen, tuinen, een tempel, bibliotheek, zalen en woonruimtes.
Het is haar levenswerk geworden om de wijding voor vrouwen in Thailand mogelijk te maken. Officieel is het verboden, maar toch niet illegaal meer. Ze benut de ruimte die ze heeft om meer en meer bekendheid te geven aan haar streven om studie en leven als Bhikkhuni (volledige vrouwelijke monnik) voor vrouwen mogelijk te maken.
Ze was jaren lang professor in de oosterse filosofie aan een Thaise universiteit. Ze heeft uitgebreid studie gedaan naar vrouwen in het boeddhisme en de achtergrond van wijding en regels voor vrouwen. Op basis van haar kennis van de geschiedenis van het boeddhisme is ze een weg gegaan die het mogelijk zou moeten maken om ooit acceptabel te maken dat vrouwen worden gewijd.
Dhammananda: “Het is in Thailand verboden om vrouwen tot bhikkhuni te wijden. Er zijn bhikkhuni’s in Duitsland, in Canada, in Rusland en zelfs in Indonesië, een moslimland. Wat is er mis met Thailand? Er zit een geschiedenis achter. De Boeddha zelf gaf monniken de bevoegdheid om vrouwen te wijden. Maar toen was er een vrouw die zo verlegen was dat ze de gebruikelijke vragen naar haar seksualiteit (of ze normale geslachtsorganen heeft, of ze zwanger is, enz) niet kon beantwoorden. De monniken konden haar daarom niet wijden en gingen naar de Boeddha. Hij zei, heel praktisch, dat ze de bhikkhuni’s de vragen konden laten stellen die over vrouwen¬zaken gaan. Zo is de duale wijding tot stand gekomen. In de Theravadatraditie moet een vrouw eerst door minimaal vijf bhikkhuni’s gewijd worden en daarna door minimaal vijf bhikkhu’s. In Thailand zijn nooit bhikkhuni’s gewijd. Dus als er een vrouw is die de vragen aan de bhikkhu’s wél kan beantwoorden, kan ze dan niet gewijd worden? Natuurlijk zou dat moeten kunnen, want dat gebeurde in het begin ook. Maar de monniken in Thailand houden vast aan de regel. Het feit dat er geen vrouwelijke monniken zijn in Thailand maakt het onmogelijk om vrouwen te wijden.”
Dhammananda ging buiten de grenzen kijken voor een bikkhuniwijding. Het meest dicht bij haar traditie en cultuur is de traditie van Sri Lanka. Er is een gezamenlijke geschiedenis van overdracht en delen. De Thai monniken kregen ooit in de 13de eeuw de wijding in Sri Lanka, en in de 18e eeuw gaven ze het terug aan Sri Lanka, nadat het boeddhisme daar was uitgeroeid. Dus is dat een goede reden om de wijding van vrouwen van Sri Lanka te krijgen en is zij naar Sri Lanka gegaan. In 2001 werd zij tot bhikkhuni gewijd in Sri Lanka en nu leidt ze de eerste Bhikkhuni Sangha in Thailand. In haar paspoort staat nog steeds dr. Chatsumarn Kabilsingh, want ze is niet als bhikkhuni erkend in Thailand. Waar mannelijke bhikku’s tal van priviliges kennen (zo mogen ze gratis met het openbaar vervoer) worden die niet aan vrouwen gegeven.
De wijding zelf
De wijding bestaat uit een reeks ceremonies:
1- het scheren van het hoofd en de wenkbrauwen
2- het aantrekken van oranje of bruine rok, blouse en robe van de samaneri en de slippers
3- het reciteren van de 10 voorschriften die je aanneemt in het pali
4- het aannemen van de bowl waarmee eten wordt gebedeld en gegeten.
Dit zijn de tien voorschriften:
1) Ik train mijzelf in het niet doden van levende wezens.
2) Ik train mijzelf in het niet nemen van wat aan anderen toebehoort (niet stelen).
3) Ik train mijzelf in het afzien van al het seksueel gedrag.
4) Ik train mijzelf in het niet liegen of de onwaarheid spreken.
5) Ik train mijzelf in het niet consumeren van middelen die de geest bedwelmen (drugs en alcohol).
6) Ik train mijzelf in het niet eten van het middaguur tot het ochtendgloren.
7) Ik train mijzelf in het niet zoeken van verstrooiing en vermaak.
8) Ik train mijzelf in het niet dragen van lichamelijke versieringen en parfums.
9) Ik train mijzelf in het niet gebruiken van een hoge en comfortabele slaapplaats.
10) Ik train mijzelf in het niet bezitten en gebruiken van goud en zilver en geld.
De eerste vijf voorschriften zijn de gewone voorschriften van iedere boeddhist, waarbij het derde voorschrift veranderd is in: afzien van seksueel destructief gedrag.
Mijn ervaring
Allereerst bracht mijn nieuwsgierigheid en respect voor het levenswerk van Dhammananda mij in Thailand. Vorig jaar heb ik bij haar toevlucht genomen toen ze voor een retraite in Naarden was. Ik bewonder haar ineengevlochten leven van sociale actie, feminisme en spiritualiteit. Wat ze doet is voor anderen. Ten tweede kwam ik voor mijn eigen beoefening, om als een bhikkhuni mijn hart en geest te openen. Ten slotte ga ik ook voor het hoogste doel, voor mijzelf en voor de maatschappij.
Tijdens een college vertelde Dhammananda dat de scheepvarende Nederlanders in Sri Lanka vertelden dat ze monniken in oranje gezien hebben in Thailand en op verzoek brachten zij monniken van Thailand naar Sri Lanka om daar de orde weer te herstellen. Toen lachte ze naar mij en zei: de Nederlanders exploreren de wereld, net als Diana.
En zo is het, ik onderzoek de wereld, het boeddhisme dat vrouwen daar en hier zich eigen maken. Ik deed het door in de wijding te stappen, te doen wat ik geacht werd te doen en te ervaren wat het me deed. Laat de wijding zijn taak volbrengen.
Wij hebben 2 dagen de ceremonie geoefend. Het leren dragen van de robe is een hele kunst. Je slaat als het ware een lange lap op een kunstige manier zo om je heen dat het er statig uitziet. Dan moet je er ook mee lopen en bewegen en buigen. Dat is best wat oefening waard. De pali teksten vond ik lastig om uit mijn hoofd te leren – af en toe mompelde ik op het ritme van mijn Thaise maatjes mee, voor wie het Pali veel dichter bij hun taal staat dan bij de mijne. Het scheren was vreemd – maar raakte me niet emotioneel. Ik had een vreemd hoofd voor mezelf. En met zo’n robe betoont iedereen je eerbied en buigt voor je. Een vreemde ervaring!
De regels hoe je te gedragen zijn makkelijker te begrijpen als je in robes rondloopt. Je bent een levend voorbeeld voor de leken. Er wordt naar je gekeken, er wordt voor je gebogen. Je bent je bewust van je gedrag door de blikken van de mensen.
Dat mensen voor me bogen was ook iets speciaals. Ik besefte heel goed dat ze niet voor Diana bogen maar voor het ideaal wat ik belichaamde: de innerlijke sterke vrouw met zuivere intenties en een goed hart. Je bent het voorbeeld van de Bhikkhuni met sterk innerlijk besef. Door als een samaneri te zijn gewijd, en er zo ook uit te zien, werkt het sterker in je door waar dat voor bedoeld is.
Dhammanada zei keer op keer: iedere keer als er iemand voor je buigt ben je verplicht jezelf af te vragen of je het waard bent om voor gebogen te worden. Ik besefte heel goed een rol te hebben als voorbeeld. Dat heeft een sterk effect. Je bent je voortdurend bewust van je uiterlijk als non. Ik besefte hoe ik bewoog, handelde, me gedroeg. In mij ontstond die dagen een harmonie door me over te geven aan de dagelijkse routine en discipline en het rustige gedrag.
Het eten speelt nog een interessante rol. Iedere dag werd het eten verzorgd door een gezin dat voor ons allen kookte. Daarnaast deden we twee keer per week een bedelronde waarbij we door de omgeving liepen langs huizen waar mensen klaar stonden om ons eten te geven. Het ging om gekookte rijst in onze bowls, zakjes met groenten, soep, lekkere hapjes, pakjes sap en sojamelk bovenop onze bowl. Karrenvrachten vol namen we mee. Een gebed werd gechant na de ontvangst van alle gaven, een zegenbede – en de verdienste was weer wederzijds verworven.
Het viel me op dat mensen zo graag geven. Het geven doet hen zichtbaar plezier. Mensen ontvangen graag de zegen. Ze zijn er innerlijk van overtuigd dat het goede naar hen terug zal komen, vroeg of laat.
Dat we na 12 uur ’s middags niet meer aten had een wonderlijk rustgevend effect op me. Je bent eigenlijk helemaal niet met eten bezig, twee keer eten is voldoende.
Weer thuis heb ik twee weken lang intens gedroomd in de sfeer van het klooster. Ook overdag was er een heldere concentratie en rust in me. Langzaam sijpelde de veelheid van indrukken, de stress van het werk en de verstrooiing weer in mijn geest door. Dat maakte me een beetje verdrietig, terwijl ik tegelijk weet dat dit mijn leven is en ik ook in dit leven aandacht en rust en harmonie kan ontwikkelen en zal blijven ontwikkelen.
Diana Vernooij